Het Tankstation
Al ruim twee jaar heb ik te maken met bewindvoering. Ik hoor u denken: ‘O, jeetje toch. Wat sneu voor je.’ Maar enkel het tegendeel is waar. Ik zal er niet te ver op ingaan. Sta me toe om in een aantal woorden een voorbeeld te schetsen, een scenario.
Het heeft allemaal te maken met een tankstation. Nou, ja. Niet allemaal, natuurlijk, maar wel voor een groot deel. Nu ik sinds kort in de logistieke sector werk, kom ik vanzelfsprekend elke dag bij tankstations. Zij het om pakketjes af te halen, af te leveren of om mijn voertuig af te tanken. Ik kom er dagelijks. De mensen daar zijn niet altijd onvriendelijk, maar ze zijn lang niet zo spraakzaam als het boekenwinkeltje op de hoek, waar je ook je pakketje af kunt halen. Dat is niet erg, hoor. Iedereen heeft zijn eigen werkwijze en vaak wordt de werkwijze ook wel bepaald door je werkomgeving. Allemaal prima. Toch gaat dit stukje niet daarover. Niet over de vriendelijkheid van dat personeel of het gebrek daaraan, maar eerder over een andere bewustwording die me vandaag ten deel viel. Want zoals u, de lezer, nu wel heeft kunnen begrijpen, ben ik nogal afhankelijk van die tankstations. Op den duur zal ik moeten tanken, maar dat is niet mijn primaire zorg. Ik moet die pakjes kwijt en ik moet die pakjes ophalen. Dan komt het vanzelf wel eens voor dat ik honger heb, wanneer ik daar aankom. Dan komt het ook nog weleens voor dat ik mijn route dusdanig plan, dat ik bij zo’n tankstation even parkeer met de auto en mijn (wettelijk verplichte) pauze pak. Ideale plek, zo’n tankstation. Je vraagt je ondertussen misschien af wat voor toegevoegde waarde het had dat ik u, de lezer, liet weten dat ik onder bewindvoering zit. Nou, dat is eenvoudiger dan u denkt. Het is namelijk zo dat ik meestal geen geld heb. Het geld dat ik elke week krijg, is bedoeld voor boodschappen. Nu ben ik ook nog eens roker, dus dan hou je al helemaal niks over van die 70 of 80 euro per week. Dat is allemaal prima. Ik leef nog. En ik heb een scooter. Smiley face. Heeft de lezer al een idee waar ik heen wil? Ik betwijfel het. Echter, wellicht onderschat ik u. In dat geval mag u mailen naar:
schieteensopenzegwatjewilzeggen@wijsneusje.nl
Vandaag kreeg ik wat extra geld. Eigenlijk was het de bedoeling dat het bedrag dat ik in m’n hoofd had voor meubels, te zijner tijd middels internetbankieren zou worden overgemaakt naar een paar vrienden van me. Mogelijk uit een daad van goedwillige recalcitrantie, besloot mijn (schat van een) bewindvoerster om dat bedrag maar meteen naar mijn rekening te storten. ‘Hè, shit’, dacht ik. Het duurt nog weken voordat mijn vrienden die tweede lading meubels gaan bestellen bij de IKEA, en tegen die tijd is dat geld al lang op. Ik besloot daarom maar om het gros van dat bedrag te pinnen en bij mijn vrienden in de kluis te leggen. Pas op, er waakt een kat met een groeistoornis.
Ik was ergens naar toe aan het schrijven. Heb even geduld, ik moet nadenken. Waar ging het ook alweer over? Tankstations. Dat baldadige onderwerp waar niemand zich aan durft te wagen. En ik zal u ook zeggen waarom. Wat wil namelijk het geval? Zo goed als die tankstations vrienden van me zijn, des te groter is wellicht hun vijandschap. Ik had de hele dag nog niet gerookt en het was ondertussen 17:53u en ik stopte toch maar even bij dat tankstation langs de snelweg. Het ging prima op zich, dat niet-roken, maar ik wilde ook even kijken of ik het mailtje van mijn bewindvoerster goed had begrepen en er nu ineens een x bedrag op m’n rekening stond. Hoef ik straks niet te koken, dacht ik. Ben pizza gaan halen bij m’n vorige werkgever. Ik hoefde niet eens te betalen. Heb ze toch 5 euro fooi gegeven. Kleingeld kunnen ze goed gebruiken. Ok. Excuseer me. We gaan weer verder. Ik loop dus naar de balie in dat tankstation, er stond niemand voor me. Ik vroeg aan de man achter de kassa of ik mocht checken of m’n pasje het deed. ‘Wilt u misschien die aansteker aanslaan? Ik wil even kijken of ‘ie het doet.’ zei ik, terwijl ik heel bescheiden met mijn bankpasje zwaaide. De man keek me wat verbaasd aan en zag mij in vol DHL-ornaat wat twijfelachtig naar die pinautomaat staren en zei: ‘Ik denk wel dat ze je loon hebben gestort.’ Ik dacht: ‘Morgen, ja. Op een andere rekening.’ Wist hij veel, en om dat nu iedere keer helemaal uit te moeten leggen. Ik hield m’n pasje boven de lezer en dat apparaat bliepte instemmend. Geslaagd. Heeft dat duivelse apparaat van de technologische evolutie toch weer een stukje van m’n ziel opgezogen. ‘Doe maar een klein pakje Camel.’ Begrijpend lezen is moeilijk soms. Begrijpend schrijven is nog net wat moeilijker. In ieder geval, ik wilde eigenlijk een pakje peuken. Die aansteker kon ik ook wel gebruiken, hoewel dat kreng €2,20 kostte. Terwijl de man op een soort van iPad mijn pakje Camel selecteerde, keek ik met knorrende maag om me heen. Overal in mijn gezichtsveld en binnen handbereik lagen alleen maar lekkernijen. Snacks, chocoladerotzooi, broodjes, noem het maar op. De man keek een beetje vragend naar me, alsof hij verwachtte dat ik ook wat te eten ging pakken. Het geld was er, zoveel wist ik op dat moment, maar het geld was in de eerste plaats al niet bedoeld voor sigaretten en een aansteker waar een Afrikaans dorp een jaar lang van kan stoken. Dus hield ik me in.
In m’n hoofd ging ik terug naar jaren geleden. Naar de tijd toen ik nog niet zo ver doordacht over een Balisto. De tijd dat ik gewoon toegaf aan mijn vleselijke lusten. Het schiet niet op, dacht ik. Het is 2 euro hier, 4 euro daar, en zo gaat dat maar door. Helemaal als je zo vaak bij tankstations komt. Juist daar waar ze de hoofdprijs vragen. Dat moeten we niet hebben, dacht ik. En zo kwam ik tot de het jammerlijke besef dat die tankstations meer vijand zijn dan vriend. Misschien zijn ze daarom zo onvriendelijk daar.