Het boek (300 pagina's) gaat uitgebreid in op allerlei aspecten van de ontwikkeling van extreem hoogbegaafde kinderen, het is lastig samen te vatten in een paar soundbites. Het boek is ook niet echt te lezen als een leesboek, het bevat voor dat doel te veel saai uitkauwen van data. Niet echt 'een artikel' dus , sorry Carmen.
Maar het geeft een duidelijk beeld van de leefwereld en de obstakels die extreem hoogbegaafden (in geval van het boek 160 tot 175+ in de IQ range, boven de 175 wordt niet gemeten, de testen hadden geen normgroep voorbij de derde of vierde standaarddeviatie) tegenkomen. Veel van deze obstakels zijn vergelijkbaar met wat 'gewone' hoogbegaafden tegenkomen maar dan uitvergroot.
Om één voorbeeld te noemen:
...the majority of the study children have experienced extreme difficulty in establishing positive social relationships with age-peers. The extremely negative perceptions which these children hold, bot of their own social skills and of their probable image in the eyes of other children, are reflected in disturbingly low levels of self-esteem.
Ik herken dit duidelijk uit de dagelijkse praktijk, ook bij volwassenen overigens.
Verder is een opvallend element het gebrek adequaat te kunnen voorzien in de (school)behoefte van deze groep. Maar de studie gaat ook breed in op de sociale ontwikkeling, ontwikkeling van de moraal en ethiek, onderpresteren, hobby's, lees- taal- en cijfermatige kennisontwikkeling, , gezondheidsaspecten, familieachtergrond, academische ontwikkeling enzovoorts over de tijd. Tot slot schetst het boek een beeld van waar de kinderen tien jaar na het eerste onderzoek stonden, jongvolwassen waren de meesten toen. (In 2003, ik hoop echt dat ze het nog een keer herhaalt dit jaar.)
#
Eerder is dit een moeilijk onderwerp van discussie gebleken op dit forum en zijn voorligger, het raakt veel gevoeligheden. Het gat tussen de 130+'ers en de 145+'ers noemen we het in de wandelgangen wel eens, maar laat die nummers voor wat ze zijn. Laat ik voor nu volstaan met zeggen dat het mij logisch lijkt dat hoe verder een persoon uit het midden ligt, des te groter de uitdagingen welke hij of zij tegen komt.
Dat het -om bij het voorbeeld te blijven- lastiger is om peers te vinden is in die optiek logisch: er zijn er simpelweg minder van. We praten over het verschil tussen '1 op 50' en '1 op 1.000' voor 132 en 148 respectievelijk, en '1 op 10.000' voor 160+ers. (In theorie, in werkelijkheid zijn de verschillend waarschijnlijk groter, zie
http://www.gifteddevelopment.com/PDF_files/a35.pdf - maar dat is een aparte discussie.)