Tinus schreef:
Het wel of niet bestaan van een bewijs voor God is niet noodzakelijk voor de zingeving van een geloof in God.
Omdat je zeker bent dat het ene verzinsel niet bestaat maakt nog niet dat je zeker kunt zijn dat het andere verzinsel net zo goed niet bestaat. De wasbeer is bijvoorbeeld gekoppeld aan een fysieke waarneming. Je kunt de deur van de koelkast open doen en zien dat er geen wasbeer inzit. Voor het wel of niet bestaan van God is geen equivalente methode om het bestaan wel of niet te controleren. Je wasbeer is een wassen neus om het niet bestaan van God aan te tonen.
Dat eerste klopt, zo kunnen kinderen veel zingeving halen uit het geloof in sinterklaas. Of het geloof echter
zinvol is, is een epistemologische kwestie hetgeen ermee te maken heeft of er
gegronde redenen zijn om er in te geloven.
De wasbeer in kwestie bestaat alleen wanneer ik niet kijk -- dat heb ik met opzet zo gedefinieerd. Overigens is de niet-waarneembaarheid van God niet bepaald iets in het voordeel van de hypothese God
Ik wil niet teveel afdwalen van de oorspronkelijke bedoeling van dit topic, dus hier laat ik het wat dit betreft even bij.
Tinus schreef:
Ik zie niet wat het verschil maakt voor mijn reactie.
Mijn eerste inbreng was geenszins een argument tegen het bestaan van God, slechts een waarde-oordeel van mijn kant als reactie op de vraag van de topic-starter. Je punten in deze reactie zijn daarmee dus zelf stropopredeneringen. Ik poogde in mijn eerste reactie niet eens iets te "weerleggen".
Marjolein schreef:
Het lijkt mij eerder arrogant (een overschatting van de menselijke ratio) om te denken dat er niet meer kan bestaan dan hetgeen volgens onze maatstaven empirisch bewezen kan worden. Overigens denk ik dat gelovige mensen niet in zichzelf als middelpunt geloven, maar in God als middelpunt.
Natuurlijk bestaat er meer dan er volgens onze maatstaven empirisch bewezen kan worden, er bestaat überhaupt meer dan de menselijke cognitie ooit zal kunnen bevatten, gezien het feit dat onze cognitieve capaciteiten gewoon biologisch van aard zijn en daarmee niet oneindig zijn. Daaruit volgt echter geenszins dat het niet arrogant is een mensachtig wezen als centrum van het gehele bestaan te beschouwen, of als schepper van het universum, hetgeen het naar mijn waarde-oordeel wel degelijk is
