(Ik wil je vrijelijk van gedachten wisselen)
Ik wil graag binnen 10 minuten de concepten van de Speciale Relativiteitstheorie voor iedereen begrijpelijk uit kunnen leggen. Hiervoor gebruik ik eenvoudige analogieen van de SRT met meetkundige modellen, zoals een horizon en perspectieftekening. Zouden jullie hier eens naar willen kijken en aangeven wat er wel/niet duidelijk aan is? En, zijn er nog meer of andere eenvoudige analogieen voor de SRT te bedenken?
Uitgangspunt één van de SRT: De lichtsnelheid is altijd gelijk, ongeacht de beweging van de waarnemer. Als je in een raket zit die met driekwart van de lichtsnelheid voortraast ten opzicht van een stilstaande waarnemer, meet je nog altijd dezelfde lichtsnelheid, zowel vooruit als achteruit. Hoe kan dit?
Hiervoor gebruik ik de analogie van de horizon. Stel dat je op een immens grote zandvlakte staat. Zover het oog reikt is er alleen maar zand, tot voorbij de horizon. Recht vooruit kijkend bevind de horizon zich op (om en nabij) 5 kilometer afstand. Maar ook links, rechts en achter je is de horizon op dezelfde afstand te vinden.
Loop je vier kilometer vooruit dan zou je misschien verwachten dat je vlakbij de horizon bent. Wat schetst onze verbazing dat de horizon zich nog steeds op vijf kilometer afstand bevind. En achter ons ook.
Uitgangspunt twee van de SRT: De natuurwetten zijn altijd gelijk, ongeacht de beweging van de waarnemer. Samen met uitgangspunt één zal er toch iets moeten veranderen om beide uitgangspunten waar te laten zijn. En dat is precies wat er gebeurt. Gezien vanuit een stilstaande waarnemer neemt de lengte van een voorbijrazende raket af (tijd en massa laten we even achterwege). Echter gezien vanuit de raket, is de raket in rust en kom jij in de tegengestelde richting voorbijrazen. Gezien vanuit de raket neemt bij jou de lengte af! Dus als je van A kijkt naar B, dan lijkt B korter, maar als je van B kijkt naar A, dan lijkt A korter. Hoe kan dit?
Hiervoor gebruik ik de analogie van de perspectieftekening. Op de zandvlakte van zojuist staat een autobus vlak naast je. Die autobus is dus erg groot. Als die autobus een kilometer verderop staat lijkt die ineens een stuk kleiner. De autobus is echter niet kleiner geworden, want die is nog altijd even groot. Het lijkt alleen maar zo. Echter, als je vanuit de autobus kijkt is het precies andersom. Eerst lijk je groot, als je naast de autobus staat, maar als je verder weg staat lijk je ineens heel klein.
Met een eenvoudige formule kunt je berekenen hoeveel de autobus kleiner is geworden naarmate de afstand toeneemt. En met een andere eenvoudige formule kun je berekenen hoeveel de raket korter is geworden naarmate de snelheid toeneemt.
Naast lengtekrimp is in de SRT bij toenemende snelheid ook sprake van tijdsafname en massatoename. Hiervoor geldt echter exact hetzelfde. Het leuke van tijdsafname is dat er een meetinstrument is dat het verschil kan bijhouden - de klok - en dat je daadwerkelijk een tijdsvertraging kunt meten.
Aub alleen quoten wat van toepassing is, want de post is al lang genoeg...